Maanden heb ik mijn kop in het zand gestoken. Mezelf voorgehouden dat het aangekondigde inwendige blaasonderzoek (cystoscopie) een ‘vergissing’ was. Totdat ik de brief met de specifieke datum van het onderzoek in de brievenbus vond. Pang! Daar ging mijn zo zorgvuldig geconserveerde zeepbel. Met de brief in mijn hand vraag ik me af wat ík kan doen om te zorgen dat het onderzoek deze keer beter verloopt? Niet langer wil ik het gevoel hebben overgeleverd te zijn aan anderen, het wordt tijd om zelf de regie te houden. Mijn plan is geboren!
Een overvolle wachtkamer, spoedpatiënten die er tussendoor moeten en een gigantische uitloop op het schema kwamen echter niet voor in mijn plan. Ineens word ik zenuwachtig. Wat kan je nu doen om te zorgen dat de zenuwen niet volledig met je aan de haal gaan, Jel? Ik grabbel in mijn rugtas. Een paar seconden later komen er rustgevende natuurgeluiden uit mijn oortjes. En een uur later hang ik onderuitgezakt op mijn stoel in een volledig lege wachtkamer. Vanuit mijn ooghoek zie ik de deur met gele sticker ineens openzwiepen. Ik hoor mijn naam. Ik sta op en zie haar in de deuropening staan. Yes! Ik heb vandaag niet alleen een plan, ik heb ook mijn lievelingsurologieverpleegkundige.
Ze vinden je vast raar, schiet er door mijn hoofd terwijl ik mijn veters losmaak. Even twijfel ik. Nee, Jel! No way dat je nu je eigen plan om zeep gaat helpen, spreek ik het saboteurtje in mezelf tegen. Snel rits ik mijn rugtas open en pak er de spulletjes uit. Even later stap ik in ontbloot onderlijf het kleedhokje uit. In mijn ene hand heb ik een paar dikke sokken en in mijn andere een warme kruik. Ik zie hoe er in het voorhoofd van mijn lievelingsverpleegkundige denkrimpeltjes verschijnen.
“Ja, als ik zenuwachtig ben krijg ik het koud. Als ik het koud krijg ga ik trillen. Als ik ga trillen dan span ik mijn spieren aan. En als ik mijn spieren aanspan… tja, dan krijgen jullie die scope met geen mogelijkheid meer mijn plasbuis in”, licht ik toe. Mijn lievelingsurologieverpleegkundige glimlacht. Even later lig ik met een extra paar dikke sokken aan mijn voeten en een warme kruik op mijn buik op de onderzoekstafel. Stap 1 van mijn plan -zorgen dat ik het warm houd want dan kan ik mij beter ontspannen- is in ieder geval gelukt, denk ik tevreden.
De uroloog zoekt mijn blik.
“Zo Jel, ik ga nu, zoals we hebben afgesproken, het flesje in je plasbuis brengen zodat we alvast wat verdovende gel kunnen inbrengen.”
Ik knik, maar ook na een paar tellen voel ik niets.
Geduldig en vriendelijk kijkt de uroloog mij aan: “Zeg jij maar wanneer je er klaar voor bent.”
Eindelijk (na zeven jaar) heb ik voorafgaand aan deze scopie tegen de uroloog gezegd - stap 2 van mijn plan! - wat ik meteen na het eerste onderzoek al wist:
“Ik denk dat het mij helpt als we het onderzoek samen doen in plaats van dat het iets is dat jíj doet en dat ík maar moet ondergaan.”
En dat is precies wat er vandaag anders gaat. Het hele onderzoek werken we samen. De uroloog, mijn lievelingsurologieverpleegkundige en ik.
“Ik ga nu de scope weer langzaam terugtrekken, zodat ik ook je plasbuis nog even kan bekijken en dan… (er valt een korte stilte) … zijn we alweer klaar.” Op het gezicht van de uroloog verschijnt een brede glimlach, de urologieverpleegkundige kijkt mij verwonderd aan.
“Wat is hier gebeurd? Zo rustig en ontspannen hebben wij jou nog nooit gezien?”
Ik glimlach. “Ik zei toch dat ik het niet meer zoals eerder wilde! Ik ben naar een bekkenfysiotherapeut gegaan – de laatste stap van mijn plan - en zij heeft mij geholpen meer controle te krijgen over mijn bekkenspieren. En daardoor kon ik mij beter ontspannen.”
Opgelucht laat ik mij van de onderzoekstafel glijden. Wow! Dit ging goed. Trots kijken mijn favoriete verpleegkundige en de uroloog mij aan. Ook bij mij verschijnt een grote glimlach op mijn gezicht. I love it when a plan comes together, schiet er door mijn hoofd. Dank je Hannibal uit the A-Team:-)
Mariëlle Maat is GZ-psycholoog in het Bravis ziekenhuis, seksuoloog in opleiding en gefascineerd door mensen en hun gedrag. In haar columns schrijft ze over situaties in het Bravis ziekenhuis die haar opvallen. En daarbij aarzelt ze niet om ook haar eigen gedachten en gevoelens onder de loep te nemen.
